Schematherapie, het herkennen en doorbreken van patronen

Schematherapie-praktijk-relou

Merk je dat je al langere tijd vastloopt op meerdere levensgebieden? Bijvoorbeeld als je op jezelf bent, in je relatie of gezin, op je werk, of in vriendschappen en andere sociale contacten. Herken je dat je ergens wel weet wat je anders zou willen of moeten doen. Maar dat je gevoel er steeds weer voor zorgt dat je in niet-helpende patronen schiet? En lukt het maar niet pijnlijke en sterke gevoelens goed te hanteren? Dan is schematherapie mogelijk een geschikte behandeling voor jou.

Schematherapie is een vorm van psychotherapie die specifiek is ontwikkeld voor lang bestaande, terugkerende en hardnekkige patronen. Schematherapie wordt ingezet als je te maken hebt met bijvoorbeeld persoonlijkheidsproblematiek, angst en/of depressie. En als dit ondanks gepaste behandeling maar niet weggaat of blijft terugkomen. Uit wetenschappelijk onderzoek en onze ervaring blijkt dat schematherapie voor veel mensen een effectieve behandeling kan zijn.

Zoals bij iedere vorm van psychotherapie is het belangrijk dat de therapievorm bij je past. We willen je vast beknopte informatie geven over wat schematherapie is. Dit doen we om in je behandeling mee te kunnen denken en beslissen. Van je behandelaar zul je informatie krijgen die gericht is op jouw specifieke situatie en horen of schematherapie daarbij past.

Je leest als eerste hoe er binnen de schematherapie wordt gedacht over het ontstaan van niet-helpende patronen in ons voelen, denken en doen. Vervolgens wordt beschreven hoe schematherapie er in grote lijnen uit ziet.

De basis van schematherapie

Als kind hebben we een aantal basisbehoeften. Allemaal hebben we een behoefte aan veiligheid en verbondenheid. We hebben het nodig om te worden gewaardeerd om wie we zijn. Van daaruit kunnen we van onszelf leren houden. Verder hebben we ruimte en ondersteuning nodig. Dit is nodig om te ontdekken wat we zelf kunnen en te leren dat we om hulp mogen vragen. Ook hebben we de vrijheid nodig om uitdrukking te mogen geven aan onze behoeftes en gevoelens. Daarnaast hebben we realistische grenzen nodig. Tot slot hebben we de ruimte om te spelen en te ontdekken wie we zijn en wat bij ons past nodig.

Het is niet vanzelfsprekend dat er voldoende aan deze basisbehoeften is voldaan in je leven. Sommige ouders zijn, bijvoorbeeld door eigen psychische problemen, niet in staat om hun kinderen te geven wat er nodig is. Of er gebeuren nare dingen in het (gezins-)leven waardoor ouders worden overvraagd. Er wordt bijvoorbeeld een zusje ernstig ziek, waardoor het niet lukt ieder kind te geven wat het nodig heeft. Ook de bredere levensomgeving kan zich doen gelden, denk bijvoorbeeld aan pesten door leeftijdsgenootjes.

Ieder kind heeft zijn eigen temperament. Zo is het ene kind wat verlegen en het andere kind juist een flapuit. Het verlegen kind zal op een andere manier met zijn (gezins-)omstandigheden omgaan dan de flapuit. De een leert zich bijvoorbeeld als een clown te gedragen om aandacht te krijgen. De ander krijgt via hoge cijfers even de waardering die hij zo nodig heeft.

Uiteindelijk ontwikkelen we allemaal een bepaalde kijk op onszelf, de ander en de wereld om ons heen. Als alles mee zit gaan we onszelf als de moeite waard beleven. Verder gaan we erop vertrouwen dat anderen er voor ons zijn en hebben we het gevoel het leven aan te kunnen. Maar vaak zit niet alles mee en soms zelfs heel weinig. We kunnen onszelf dan bijvoorbeeld als minderwaardig gaan beleven. Verder kunnen we de ander als onbetrouwbaar, afwezig of zelfs gevaarlijk gaan zien. En we kunnen de wereld als hard en onvoorspelbaar beleven. Deze manieren van kijken naar jezelf, de ander en het leven heten ook wel schema’s. We hebben dus allemaal schema’s. Vaak zijn die goed te begrijpen vanuit de wisselwerking tussen ons temperament en de omstandigheden waarin we zijn opgegroeid.

Het gebruik van schema’s

Schema’s worden de bril waardoor we naar onszelf, anderen en de wereld gaan kijken. We ontwikkelen ook gedragspatronen die bij onze schema’s passen. Die patronen helpen ons om zo goed mogelijk in onze basisbehoeften te (worden) voorzien. We leren ons terug te trekken, of juist van ons af te bijten, keihard ons best te doen, of juist op te geven omdat we hebben afgeleerd in onszelf te geloven.

Deze schema’s en gedragspatronen zijn van oorsprong dus creatieve en noodzakelijke manieren om onszelf en de wereld te begrijpen, en om voor onszelf te (laten) zorgen. Ze kunnen echter ook voor problemen zorgen. Zowel de schema’s als gedragspatronen hebben de neiging om zichzelf in stand te houden.

Als je geleerd hebt je afhankelijk op te stellen, ontdek je nooit je eigen kracht en blijf je afhankelijk. En als je hebt geleerd dat je alleen op jezelf kunt vertrouwen en niemand toelaat. Dan kun je ook niet ervaren dat er mensen zijn die wél betrouwbaar zijn. Zodra we situaties in het hier-en-nu door de oude bril bekijken, kunnen we signalen verkeerd interpreteren. Zodra onze partner bijvoorbeeld een keer ruimte voor zichzelf nodig heeft. Kun je dit ten onrechte opvatten als een bewijs dat hij de relatie wil beëindigen. Is wanhopig vastklampen dan de geleerde overlevingsstrategie. Dan kan dat irritatie bij je partner oproepen, wat weer een extra aanwijzing kan zijn voor de gevreesde relatiebreuk. Zo dreigt er een self fulfilling prophecy.

Wanneer in een situatie één of meerdere schema’s worden getriggerd, kun je in een zogenaamde schemamodus terecht komen. Dit zijn gemoedstoestanden en gedragingen waarin je denken, voelen en handelen sterk worden gekleurd door ervaringen uit het verleden. Je kunt je bijvoorbeeld intens verdrietig of woedend voelen, zoals kinderen dat ook kunnen zijn. Of je bekritiseert jezelf op dezelfde manier, waarop je vroeger door je vader werd gekleineerd. Of je bent in je gezin of vriendgroep weer net zo aan het bemiddelen als je vroeger tussen je ouders deed.

Hoe gaat schematherapie in zijn werk?

In het begin van de therapie staat het herkennen van jouw schema’s en modi centraal. Je gaat samen met de behandelaar op zoek naar patronen in hoe je denkt, voelt en je naar anderen gedraagt. Je maakt samen met je behandelaar een zogenaamd modusmodel. Daarin wordt beschreven hoe jouw schema’s en schemamodi leiden tot de problemen waar je tegenaan loopt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van meerdere bronnen. Een bron is wat je bespreekt met je behandelaar en de interactie die tussen jou en de behandelaar plaatsvindt. Verdere bronnen zijn vragenlijsten en verbeeldingsoefeningen. Bij verbeeldingsoefeningen kom je in contact met de vroegere ervaringen die aanleiding hebben gegeven tot het schema of de schemamodus.

Een goed model kan je helpen jezelf beter te begrijpen en geeft richting aan hoe je je behandeldoelen kunt behalen. Het model kan je helpen om aan je naasten uit te leggen wat er bij jou gebeurt als je het moeilijk hebt. Het model blijft uiteraard een hulpmiddel, waar je niet te rigide aan vast moet houden. Je bent natuurlijk veel meer dan de schema’s, schemamodi en problemen uit het model.

Meestal volgt hierna een fase waarin het (weer leren en mogen) voelen van je emoties en behoeften centraal staat. Hierbij moet je vaak ook in het reine komen met je verleden. Je komt met het gemis aan wat je hard nodig had. Verder kom je met de nare dingen die zijn gebeurd die niet goed voor jou waren. In de schematherapie ligt er hierbij een nadruk op oefeningen en technieken die gericht zijn op je emoties. Goed over dingen nadenken is natuurlijk belangrijk. Voor wezenlijke veranderingen is het nodig om je anders tot je emoties te leren verhouden en oude pijn te verwerken. Soms kan het nodig zijn om in deze fase ook specifieke trauma’s uit je verleden te verwerken.

De samenwerkingsrelatie met je behandelaar speelt een centrale rol. Je behandelaar heeft samen met jou geleerd welke basisbehoeften bij jou centraal staat, wat je vroeger hebt gemist en welke patronen je hebt ontwikkeld. In de relatie met je behandelaar kun je ontdekken dat het anders kan. Anders dan dat het zo vaak is gegaan in je leven. In contact met je behandelaar kun je nieuwe ervaringen opdoen. Zoals het centraal zetten van jouw gevoelens of samen botsen zonder dat de samenwerkingsrelatie stuk gaat. De behandelaar zal je (begripvol) confronteren met het effect dat jouw gedrag op hem of haar heeft. Jullie kunnen vervolgens kijken of dat het effect is dat je beoogt en welke veranderingen je eventueel wilt maken. Natuurlijk is je behandelaar ook niet perfect. Door in de samenwerking met elkaars eigenaardigheden om te leren gaan. Leer je ook hoe je dat thuis of op je werk kunt doen.

In de laatste fase van de therapie ligt de focus vooral op het veranderen van gedragspatronen die je nog steeds in de weg staan. Hardnekkige gedragspatronen veranderen gaat vaak beter. Zodra je weet wat je valkuilen zijn, hoe je anders met je emoties om kan gaan en als je oude pijn en gemis beter hebt verwerkt. In deze laatste fase worden jouw sterke en gezonde klanten nog eens extra in de verf gezet. Aan de ene kant wordt jouw gezonde volwassenen kant ontwikkeld. Dat is de kant die rekening houdt met de behoeften van jezelf, de ander en de situatie. Aan de andere kant wordt je blije kind kant verder ontwikkeld. Hierbij kan je denken aan weer leren spelen, plezier hebben en gek doen.